‘En, ga je parttime werken of ga je helemaal stoppen?’ vroeg een tante me op mijn trouwdag. Ze wees naar m’n zwangere buik, duidelijk zichtbaar onder de witte jurk. Daarna draaide ze zich om naar mijn man: ‘En jij gaat zeker een echte baan zoeken?’ Toen ik haar beleefd en slechts mild geïrriteerd vertelde dat wij het anders gingen doen – na de geboorte zou ik vijf dagen per week gaan werken en mijn man zou de zorg voor de baby combineren met een kleine deeltijdbaan – keek ze ons nuffig aan. ‘Als dat maar goedkomt’, zei ze.
Het kwam natuurlijk goed. Mijn man bleek een groot genoegen te scheppen in het redderen over onze kleine kadetjes. Luiers, flesjes, dutjes, getut met boekjes en speelgoed; hij was er goed in en vond het – in tegenstelling tot ondergetekende – nooit saai of vervelend. Pas toen de spruiten zo groot waren dat het meer een kwestie werd van bijstaan dan van verzorgen, draaiden we de rollen om. Ieder z’n eigen talent; het leek ons vanzelfsprekend.
Toch is dit nog helemaal niet zo normaal. De Emancipatiemonitor stelt elke keer weer vast dat, waar het de werkweek aangaat, vaders na de komst van een vruchtje der lendenen zelden hun werkpatroon aanpassen en dat mams nog altijd minder werkt dan paps. ‘Dat is in lijn met opvattingen van de Nederlandse bevolking over de ideale arbeidsduur voor moeders en vaders’, voegt de Monitor eraan toe. Zo’n 30 tot 40 procent van de mannen vindt nog steeds dat de vrouw geschikter is voor de opvoeding van kleine kinderen dan de man.
Conservatieve hoofden knikken instemmend. ‘Het lukt vaders niet de zorgende rol van de moeder over te nemen, daar zijn ze niet op gebouwd’, stelde psychiater Frank Koerselman in Trouw. Iets wat hij, voorzichtig maar toch, wil toeschrijven aan de evolutie en aangeboren verschillen. De EO heeft een vergelijkbare visie: ‘Het verschil tussen man en vrouw ís er nu eenmaal. Dat zal zich blijven manifesteren, ook in de opvoeding.’ Waarbij de hoofden overigens nadrukkelijk aantekenen dat zowel de tedere moederrol als de begrenzende, onderwijzende, ravottende vaderrol van essentieel belang is.
Het is geen detail dat de traditionele vader voor dit alles niet per se de hele dag bij huis hoeft te zijn. Een vader kan prima voltijds werken en zich toch op puike wijze van zijn genderspecifieke ouderschapstaken kwijten, terwijl volgens conservatieve denkbeelden moederlief met haar zorgzame inborst toch het best de ganse dag doorbrengt met de kindekes teer. Noem me achterdochtig, maar het is bijna alsof het stiekem helemaal niet gaat om de beste manier om kinderen groot te brengen, maar om nauwverholen propaganda voor het traditionele heteroseksuele kerngezin. Ik trek hier een wenkbrauw bij op.
En ik niet alleen. Van de claim dat mannen en vrouwen heel anders opvoeden en dus elk een unieke invloed hebben op de ontwikkeling van hun nageslacht klopt weinig, constateren wetenschappers Timothy Biblarz en Judith Stacey in een overzichtsartikel. Het is wel zo dat in heterogezinnen vaders vaak wat andere taken hebben dan moeders, maar die verschillen zijn zoetjesaan aan het verdwijnen. En ze zijn ook niet zo belangrijk, want als je heterogezinnen vergelijkt met gezinnen met twee lesbische moeders, dan vergaat het de kinderen in beide nesten even goed.
Bovendien zijn de opvoedrollen die volgens conservatieve hoofden zo ingebakken waren in onze natuur veel flexibeler dan gedacht. Wanneer een vader er alleen voor komt te staan, blijkt hij de traditionele moederrol er grotendeels gewoon bij te nemen; voor een alleenstaande moeder geldt vice versa hetzelfde. Ouders in-al-dan-niet-spe die gaan beslissen over hun werkweek mogen dus gerust zijn: opvoedtalenten kunnen verschillen, maar gender maakt geen bal uit.
Google+